Meer over aardwarmte
De aardbodem bevat natuurlijke waterhoudende grondlagen; hoe dieper in de aarde, hoe warmer het water is.
Hoe werkt aardwarmte?
Warm water wordt omhoog gepompt uit de diepe ondergrond: ongeveer 2 - 3 kilometer diep. Via een warmtewisselaar en warmtenet wordt de warmte via een overdrachtsstation geleverd aan woningen en gebouwen in de directe omgeving. Het afgekoelde retourwater wordt via een injectieleiding de grond ingebracht. Daarom zijn er voor een standaard aardwarmteproject twee boringen nodig, een zogenaamd doublet.
Aardlagen in beeld
We hebben onderzoek gedaan naar de ondergrond van Dijk en Waard. Hieruit blijkt dat er op ongeveer 2400 meter diepte een aardlaag aanwezig die geschikt is voor het winnen van aardwarmte. Het is een zandsteen uit de 'Boven Rotliegend Groep'. Deze aardlaag is ongeveer 260 miljoen jaar oud en is gevormd in een duin milieu. Onder Dijk en Waard is deze laag zo’n 200 meter dik. We maken nu inschattingen hoe goed het water in deze laag stroomt en hoe we de warmte het beste kunnen winnen.
hoe ziet een locatie eruit?
Het terrein met de aardwarmte-installatie is ongeveer 30 bij 30 meter groot. Op de locatie staan:
- Twee putten: een productie- en injectieput. Dit wordt ook wel een doublet genoemd.
- Aardwarmtegebouw met: warmtewisselaars, pompen, filters, ruimte voor opslag van materiaal.
- Ontgassingsinstallatie en buffervaten.
- Tijdelijk kantoor.
2 putten: 1 doublet
Bij het gebruik van aardwarmte zijn twee putten nodig, een zogeheten doublet. Bij de ene put pompen we warm water omhoog. We dragen de warmte uit dit water via warmtewisselaars over op een lokaal warmtenet. Via de andere put gaat het afgekoelde water weer terug de grond in. Door een lokaal warmtenet verspreiden we de warmte vervolgens voor gebruik in woningen en gebouwen. De putten staan bovengronds enkele meters van elkaar, maar worden schuin geboord. Daardoor is er op diepte een afstand van 1,5 tot 2 kilometer tussen de putten.
Warmtewisselaars
Het warme water dat we oppompen uit de diepe ondergrond, wordt door buizen langs een warmtewisselaar overgedragen aan de leidingen van het warmtenet. Er vindt uitwisseling van warmte plaats vandaar de term warmtewisselaar. Het opgewarmde water stroomt vervolgens via het warmtenet naar een overdrachtsstation in de omgeving.